Ik praat er niet vaak over maar het moet nu maar! Ik ben katholiek opgevoed en niet mijn ouders maar twee fanatieke (oud)tantes (geboren in 1907 en 1905) hebben zorg gedragen voor mijn goddelijke opvoeding. Die twee dames hadden geen makkelijk leven, ze hadden de twijfelachtige eer om oude vrijsters te zijn. Dat bepaalde direct hun doel in het leven: zorgen voor anderen. Niet alleen ik was zo’n zorgenkindje. Ze hebben ook hun vader, moeder, zus en anderen tot aan de dood toe verzorgd. Mijn overgrootvader had toen ik klein was een bed voor het raam. En in diezelfde ruimte stond de kachel, werd er gekookt en heel veel gebeden. De tantes zorgden ook voor elkaar, hun hele leven hebben ze samen op een kamer geslapen. De oudste tante verdiende haar geld met schoonmaken, de andere kon niet werken want zij had een bochel, een vergroeiing aan haar rug. Om hun zware leven te compenseren baden ze heel wat af, ze gingen elke dag naar de kerk, poetsten gratis bij de pastoor en lazen stichtelijke romans. Met mij spraken ze veel over het geloof. Als klein meisje was ik diep onder de indruk. Ook van die stichtelijke boeken: hoe fijn zou het niet zijn om als een bruidje naar de missie te gaan?

Die boeken verklaarden ook de bochel van mijn oudtante. Het zat namelijk zo: in die bochel zaten de engelenvleugels die ze straks nodig had in de hemel. Ik vond het reuze fijn dat mijn tante in ieder geval wist dat ze naar de hemel ging. Voor mezelf was ik daar niet zo zeker van, ook al bad ik veel. Mijn tantes wisten me te vertellen dat als geloof sterk genoeg was je alles kon wat je wilde. Als 8-jarige was ik een soort jonge ontdekker dus ook dit wilde ik proefondervindelijk bewezen hebben. In de achtertuin van mijn tantes stond een dikke stenen muur. Als Jezus over water kon lopen, er vleugels zaten in een bochel dan moest door die muur lopen toch een fluitje van een cent zijn? Met een diep geloof, en een week bidden op mijn knieën, nam ik de proef op de som. Ik nam een flinke aanloop en stormde op de muur af. De afloop laat zich raden: zwaar bloedend werd ik door mijn tantes opgelapt. Mijn geloof was ik voorgoed verloren maar ik besloot niets te zeggen tegen mijn tantes. Die hadden het al zo zwaar!